Opening expositie ANIMATES - PEPEYN LANGEDIJK
door Hanneke Hendrix
Ik weet niet zoveel van beeldende kunst. Op een blauwe maandag heb ik wel bij een galerie gewerkt, ergens in Nijmegen in een straatje in West, maar het was niet zo’n verstandig idee geweest van de baas om mij daar aan te nemen. Ik ben namelijk nogal jolig en de bezoekers van die galerie waren serieus en de kunst in de galerie was erg belangrijk en het was niet de bedoeling om daar grappen over te maken.
Ik heb ooit een mevrouw wijs gemaakt dat de planken vloer ook een werk van een kunstenaar was. Er was een rood stickertje op de grond gevallen en de mevrouw had gevraagd waarom er een rood stickertje op de vloer zat. “Heeft u gezien hoe dat lijnen spel zich uitstrekt tot aan de deur?” had ik geantwoord. “De kunstenaar houdt ervan om vragen te stellen bij alledaagse dingen. Ik kan wel even voor u opzoeken hoeveel het kost?” De mevrouw had gebukt om het parket van dichtbij te bekijken. “Mevrouw, ik maak een grapje,” had ik gezegd. De mevrouw had niet gelachen.
En toen op een dag iemand veertien minuten met volle interesse had gekeken naar de baksteen waarmee we op warme dagen de deur openhielden, besloot ik de deurstopper van een kaartje te voorzien. Margje Doornenbal, baksteen in rood, keramiek, had ik erop gezet en achter een euroteken had ik een rood stickertje geplakt. Vier weken lang viel niemand het op en nadat de hangende expositie was afgelopen was het kaartje verdwenen. Ik heb er nooit meer iets van gehoord.
Het was achteraf gezien dus niet zo’n verstandig idee, nee: Hanneke in een galerie. Dankzij mijn jaren lange ervaring achter de bar in de kroeg, besloot ik op een zonnige zondag in april, misschien zelfs wel precies een jaar terug, een vervelende man de tent uit te sodemieteren en die vervelende man, dat bleek ik achteraf één van de beste klanten zijn. Iemand een biertje weigeren is toch heel iets anders dan tegen iemand zeggen: “U wilt dan misschien wel dat kunstwerk van zevenduizend euro hebben, maar daar heb ik toevallig écht geen boodschap aan als u zich zo gedraagt. D’r uit!” Een week later vloog ik dus geheel terecht zelf de tent uit.
Zoals ik al zei: Ik ben geen expert op het gebied van beeldende kunst. Ik weet daarentegen wel veel van Pepeyn, een beetje van filosofie en ik ben bedreven in de kracht van het woord, en daardoor ook in de kracht van het beeld.
De onlangs overleden Patricia de Martelaere, een filosofe, vele maten groter dan de huis-tuin-en-keuken-filosoof die ik zelf ben, zei in haar essay Ik ben een God in het diepst van jouw gedachten ― over kunst, religie en liefde ―, het volgende: Waar het om gaat is niet subject of object, zijn of niet zijn. En ook zien of niet zien staat ons niet vrij. Waar het om gaat is een unieke correspondentie tussen een min of meer toevallige configuratie in een wezen met verbeelding en een suggestief object dat daar min of meer toevallig zijn ankers in slaat. Het enige niet-toevallige is de correspondentie zelf ― in de wiskunde spreekt men van een ‘unieke afbeeldingsrelatie’ ―, althans voor zolang die duurt (configuraties kunnen immers veranderen, en objecten hun suggesties verliezen). We weten wel, verlichte geesten die wij zijn, dat alles toevallig is en voorbijgaand. Maar er ligt iets onbegrijpelijks in de veronderstelling dat ik, nu althans, ook niet van jou zou kunnen houden, een hekel zou kunnen hebben aan Bach, en Picasso een prul zou vinden.
Niet ieder kunstenaar kán immers om het even welk kunstwerk maken, ook al zou hij daar louter technisch best toe in staat zijn. Niet iedereen kán van Bach houden, al kan in principe natuurlijk iedereen van Bach houden. Niet iedereen kan van dezelfde, desnoods ideale, vrouw houden. En niet iedereen kán, zoals bekend, in God geloven. Goden, geliefden en kunstwerken zijn er dus alvast in dit opzicht even belabberd aan toe: dat ze, in hun hoedanigheid van imaginaire entiteiten, in stand moeten worden gehouden door een bereidwillige ― maar daarom niet willekeurige ― verbeelding.
Liefde en kunst, zegt men, hebben het één en ander met elkaar gemeen. Dat beweert althans met aandrang het aantal ongelukkige kunstenaars, hierin mistroostig bijeengetreden door een aantal ongelukkige minnaars. Wie kunst heeft, zei Goethe, heeft religie, en wie geen kunst heeft, heeft religie nodig. Wie liefde heeft, heeft vermoedelijk ook, in die zin, religie, en wie geen liefde heeft wellicht religie nodig ― of kunst. Of kan men zonder dit alles leven?
Tot zover De Martelaere.
Pepeyn zegt wel eens dat het per ongeluk gekomen is dat hij fotograaf werd, maar ik weet zeker dat hij voorbestemd is geweest voor dit medium. Voorbestemd, ook al geloof ik niet in een God. Ik geloof des te meer in de kunst en de kracht van het beeld. Het heeft wel alle schijn van toeval. Eind jaren tachtig stopte Pepeyn met zijn studie en om de huur te kunnen betalen besloot hij een baantje te gaan zoeken. Het was hem om het even wat en zo kwam het dat hij uiteindelijk belandde in een één-uur-fotoservice, diep verstopt ergens in een stoffig winkelcentrumpje onder de rook van Nijmegen. Zijn fascinatie voor de magie van fotografie is daar ontstaan en is sinds ook nooit meer weggegaan.
Het kan ook geen toeval zijn, want Pepeyn is een kunstenaar in hart en nieren en wat zou zijn thema’s nou beter kunnen uitdrukken dan het medium van de beeldplaat? Het spanningsveld tussen de realistische weergave van de wereld om ons heen en de absurdistische vervormingen toegepast op die beelden, wordt door Pepeyn ten volle uitgebuit. Het verlangen naar transformatie, naar verlossing is iets dat ons allemaal tot aan het graf zal begeleiden, ook al hebben we allang bereikt wat we willen bereiken. Hij weet als geen ander dat life stanger than fiction is.
Zijn werk komt voort uit het grote verlangen het beangstigende en bedreigende te verenigen met het schone. En dat immer met een grote liefde voor de personages die zijn werken bevolken.
In tegenstelling tot het gangbare idee kan Pepeyn zich als mens onder de gelukkige mensen scharen, júíst doordat hij kunstenaar is. Maar goed: dat zult u zo allemaal kunnen gaan bekijken.
Tot slot wil ik Pepeyn alleen nog even het volgende op het hart drukken: Per ongeluk of niet... Het is maar goed dat je toen niet per toeval een slagerij bent ingelopen anders had ik hier nu misschien een kinderboerderij staan te openen. Veel plezier allemaal.
donderdag 7 mei 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten